Zwarte kat

Het is niet eerlijk.

Als toerfietser kom je onderweg wel eens wat tegen. Afhankelijk van de tijd van het jaar en van de dag kan dat variëren van dames die je abrupt tegenhouden om de weg te vragen naar Nergenshuizen, tot vliegen die hun frontale aanval altijd zo plannen dat ze al in je strottehoofd zijn verdwenen vóór je daar erg in hebt. Voor beide gevallen is een gevulde bidon overigens de juiste remedie. Nee, niet om mee te gooien, dat laat ik graag aan de experts over. Een paar slokken bevrijden wel van de bittere smaak van insecten en helpen ook de ademhaling te reguleren voor die zo dringend gewenste routebeschrijving.

Al fietsend maak je makkelijk contact. Sinds ik een opvallend exemplaar heb is dat steeds vaker het geval. Zo'n kleurenschema vraagt om reacties en die komen dan ook. Opvallend is dat dames vaak positief reageren terwijl de heren het maar niks vinden. En dat vind ik helemaal niet erg. Het leukst is om tijdens een rustpauze een bankje naast een druk wandelpad op te zoeken. Ik stel mijn fiets dan het liefst zo pontificaal mogelijk op.

Vervelender vind ik het om honden tegen te komen onderweg. Ik heb het niet op honden, toen ik klein was liep ik het liefst drie straten om als ik er een van het type Duitse herder tegenkwam. Het lijkt wel alsof dat rot-ras toen een rage was, want tegenwoordig kom ik ze zelden meer tegen.
Niets is lastiger dan wanneer je in trance de kilometers wegtrappend ineens een blaffend hondebeest aan je achterwiel hebt. In Spanje had ik het eens in een beklimming. Al flink uitgewoond ging ik een bocht om en zag aan de rand van de weg een boerderij. Dat had me moeten waarschuwen, maar ik was al te ver heen. Totdat ik me rot schrok van een overijverige erfbewaker die trek had in een hapje kuit. Ik heb ervan geleerd: je kunt nog zo moe zijn en de weg nog zo stijl, maar er kan altijd nog een tandje bij.

Een van mijn vaste routes hier in de buurt heb ik zelfs tot "no-go area" verklaard. Ergens op dat traject woont namelijk een hondenpaar dat me de laatste keren al op stond te wachten. Bij het ontwaren van mijn imposante gestalte (of zou het de fiets zijn?) konden ze hun verveling niet meer de baas en renden me alvast tegemoet. Dat is het ergste, twee van die rotjoekels die op je af komen speren. Want niet alleen moet je alvast snelheid maken, als het moment suprème daar is moet je ze ook nog eens ontwijken. Een hond heeft de vervelende eigenschap dat hij heel snel kan omdraaien, en dat doen ze altijd net bij mijn voorwiel. Je weet alleen nooit welke kant ze op draaien.
Dan begint de achtervolging en het enige plezier dat ik daaraan beleef is dat ik het er telkens zonder scheuren of wonden vanaf breng. Zo'n sprint zou in ieder ander geval tot een gevoel van euforie leiden, maar het is toch een beetje lullig om in extase te raken van een overwinning op een paar honden.
Dus kom ik daar niet meer. Ik gun ze het plezier niet en verkneukel mezelf bij de gedachte dat het stel vandalen nu al maanden in weer en wind op de uitkijk staat.

Al die dingen overkomen iedere toerfietser met grote regelmaat. Maar nooit zal dat in het nieuws komen. En dat is niet eerlijk. Want als de grootste bedrieger op twee wielen zoiets meemaakt schijnt het ineens wereldnieuws te zijn.

Gelukkig publiceer ik mijn eigen nieuws op deze blog. En voor zwarte katten ben ik niet bang. Wat een watje.

Reacties

Een reactie posten