Biechtvader

Ik zal het maar toegeven: ik ben een watje.
In het normale dagelijkse leven merk je daar weinig van, een grote mond en dito postuur helpen wat dat betreft enorm om de schone schijn op te houden. Er is één terugkerende gebeurtenis waarbij mijn zwakheden genadeloos aan het licht komen, en dat is in de stoel bij de tandarts. Nou moet ik er direct bij zeggen dat er met die man zelf niets mis is. Alle griezelverhalen over de smoelsmid die als bijbaantje op het Abu Graib toneel had kunnen schitteren zijn op de mijne niet van toepassing. De man is rustig, aimabel en gezegend met een groot gevoel voor humor. Dat laatste vind ik een groot pluspunt, met als enige kanttekening dat de leukste grappen juist worden gemaakt als ik met open mond naar het plafond kijk. En ik kan dus nooit meedoen.
Laatst was het anders. Er moest een gaatje gevuld worden en dan gaat bij mij standaard de spuit erin. Precies ja, een watje. Een verdoving moet bij mij zijn weg schijnbaar zoeken, en in de tussentijd word ik dan meestal naar de wachtruimte verbannen. Een volle stoel kost tijd en geld. Maar de kredietcrisis heeft het tandartswezen inmiddels ook bereikt en de man heeft nu tijd zat. Dus raakten we aan de praat. Over die crisis en de gevolgen daarvan. Als het niet zo'n aardige man was zou dat wellicht verzanden in die typische klaagzang van de kleine zelfstandige. Maar mijn tandarts klaagt niet, die ziet overal kansen. Al die mensen die hun beurt nu even overslaan pakt hij volgend jaar dubbel terug, zegt hij. En hij laat zijn woorden volgen door een flink lachsalvo.
Dat gaf mij weer een raar gevoel, want ik had zojuist ook een jaartje overgeslagen en was bij terugkomst verrast met het maken van foto's en een bezoek aan de mondhygeïniste. Maar je gaat niet in discussie over zoiets banaals als geld met een man die even later met enge prikdingen in je mond gaat zitten peuteren. Dat zei ik hem dus ook, met een volgend salvo als gevolg.
Omdat die verdoving nog niet werkte kwam de spuit er weer aan te pas, en in het intermezzo dat volgde kwam het gesprek op zijn klanten. Ik was verbaasd te horen wat mensen een tandarts allemaal toevertrouwen. Volgens hem storten mensen juist bij de tandarts hun hart uit omdat dat relatief anoniem is, veel meer dan bij hun huisarts waar ze vaker komen en die meer over hun situatie weet.
Ik zelf denk dat de ontkerking in het zuiden de oorzaak is: Men mist het biechten en de genade van de tandarts is makkelijk verkregen.
Wij zijn niet ingegaan op hoe dat biechten eigenlijk gebeurt, want ik was zelf aan de beurt om met mijn bek vol tanden achterover te liggen. Gelukkig deed die verdoving zijn werk inmiddels wel.

Een paar weken later had ik zelf een vreemde biechtervaring, in een hele andere omgeving. Tijdens mijn zondagse ritje was ik beland bij het Leenderbos, waar een mooi tijdritparcours te vinden is. Een paar kilometer, niet teveel bochten en mooi beschut tegen de wind. Als ik me goed voel probeer ik daar mijn snelste jaartijd te verbeteren. Dat werkt in het voorjaar overigens veel fijner dan in de herfst, maar dat is dan natuurlijk de schuld van het glibberige bladerdek op de weg. Ik was halverwege en al flink aan het harken, toen ik achteloos ingehaald werd door een andere wielrenner. Hij ging me echter niet voorbij maar bleef naast me rijden. Uit mijn ooghoeken zag ik een oudere man met grijze manen en ik moest wel opmerken dat hij in het geheel niet hijgde. Onwillekeurig meet je dan de competitie, dus mijn blik verplaatste zich naar beneden. Voor vrouwen en niet-wielrenners wil ik benadrukken dat het onderwerp van mijn interesse hier de fiets betrof. En die fiets, dat was de nachtmerrie van iedere, zichzelf serieus nemende sporter. Dunne buizen, de lak op veel plekken verweerd en beschadigd, een vreselijk ouderwets metalen frame. Ook dat nog, ingehaald worden door een schim uit de prehistorie.

Hij begon een gesprek, vroeg of ik er bezwaar tegen had als hij een eindje met me opfietste. Natuurlijk niet, was mijn logische antwoord. Wat moet je anders? Ik liet het tempo even zakken, al was het maar om mijn ademhaling wat onder controle te krijgen. Hij ging heel subtiel net een stukje vóór me rijden, nog wel naast me en onmiskenbaar bedoeld om aan te geven dat ik harder moest. Met zijn postuur en materiaal in gedachten kon ik niet anders.
Ondertussen begon hij me uit te leggen dat hij eigenlijk geen tijd had om veel te fietsen. Pakweg eens in de maand op zondagmorgen, dat was het wel zo'n beetje. Mijn ego kreeg deuk op deuk.
Toen ik er met veel moeite, in een poging mijn gehijg te verbergen, een vraag uitperste over het waarom van zo weinig tijd kreeg ik snel spijt van die actie. Wat volgde was een relaas over zijn bedrijven, faillisementen, opgroeiende kinderen, zijn 3e huwelijk en vooral ook háár kinderen, dat die toch heel anders opgevoed waren dan hij gewend was, vrijheid blijheid was nou niet echt zijn motto als het om kinderen gaat, en de rest ben ik echt vergeten.
Als ik het had gekund (we reden inmiddels weer net even harder dan goed voor me is) had ik er nog geen woord tussen gekregen. Ik beperkte me maar tot een grom af en toe, in de hoop dat hij dat als een vorm van beleefdheid zou opvatten. Tot nu toe had ik mijn normale route gevolgd, en een rotonde naderde. Ik kreeg het benauwd bij de gedachte dat ik nog langer aan hem vast zou zitten, en probeerde te bedenken welke richting hij toch zeker níet zou nemen. Dat was dan dus de mijne. Hoe doe je dat op een nette manier?
Maar ik werd gered, want hij sprak net voor de rotonde de verlossende woorden: "Ik ga hier naar rechts, rij je mee?", waarop ik geheel naar waarheid kon zeggen: "Nee sorry, mijn route is rechtdoor, maar bedankt!", en voor hij er erg in had sprak ik mijn laatste restje energie aan en demarreerde over de rotonde weg.
Ik moest me bedwingen om niet achterom te kijken, maar na een paar honderd meter deed ik het toch. Gerustgesteld door zijn afwezigheid zocht ik het eerste bankje op, parkeerde mijn fiets en heb daar een kwartier uit zitten hijgen. Me onderwijl verbazend over de mensheid.


Deze week waren we in België op de boulevard van Westende. Ik zag deze fietser en moest onwillekeurig denken aan mijn biechtklant. Vandaar deze foto, als eerbetoon aan alle wielrenners op leeftijd.


Reacties

  1. mooi stukje!! Wat lang voor een blog, maar als colum zeer goed en prettig leesbaar.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Dat was ook precies wat ik voor ogen had ;-)
    Af en toe zo'n langer stukje moet kunnen .

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Geweldig leuk verhaal. Met veel plezier gelezen. Subtiele humor zit er in verweven.
    Ook de bijpassende foto is goed, zo stelde ik mij deze aardige wielrenner ook voor.
    Mag je vaker doen, een lekker lang verhaal, met een klein bijpassend fotootje.
    Weer eens heel verfrissend anders.
    Mijn zegen heb je.;-)
    Daarbij...op je eigen blog mag je toch doen wat jij wil?

    Groet Carine

    BeantwoordenVerwijderen
  4. ha ha ha!! ook onder wielrenners zijn veel sukkels te vinden. Er is een slag mensen die zich willen laten zien; "kijk mij eens stoer wezen...".

    Groeten, Rutger
    p.s ik mag morgenochtend weer naar de smoelsmid. stukje van vulling afgebroken. Ik ben zo'n watje dat ik al eens flauw ben gevallen als gevolg van de spuit van de verdoving. Nu doen we het maar zonder verdoving. Het koude zweet staan nu al weer in mijn handpalmen. lateRR

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten